Je hebt een aantal artikelen die besteld worden door verschillende winkeliers. Je wil weten hoeveel de verkoop van 1 bepaald produkt heeft opgebracht. In dit voorbeeld: Tofu.
Formule in E4;
=SOMPRODUCT(–(A2:A23=E2);B2:B23:C2:C23)
Deze formule vermenigvuldigt kolom A met kolom B met kolom C en het resultaat optelt.
In feite krijg je dus:
Rij 5: 1 * € 18,60 * 9 = € 167,40
Rij 8: 1 * € 18,60 * 35 = € 651,00
Rij 14:1 * € 18,60 * 25 = € 465,00
Rij 21: 1 * € 18,60 * 21 = € 390,60
Totaal: € 1674,00
Maar hoe krijg je het voor elkaar dat alleen de rijen met “Tofu” worden berekend en wat doet die 1 eigenlijk? Daarvoor zorgt dit gedeelte:
– –(A2:A23=E2)
In kolom A wordt gekeken welk produkt voldoet aan het criterium in cel E2 (Tofu). Normaliter krijg je dan een reeks van FALSE en/of TRUE. De twee minnen (– –
) aan het begin zorgen er echter voor dat als Tofu gevonden wordt er een 1 (i. p. v. TRUE) wordt gegenereerd. Zoniet dan wordt een 0 (i.p.v. FALSE) gegenereerd.
